Promotie Bart Minnen

Den heyligen Sant al in Brabant. De Sint-Martinuskerk van Wezemaal en de cultus van Sint-Job 1000-2000

Op dinsdag 8 november 2011 verdedigde Signumlid Bart Minnen aan de Radboud Universiteit Nijmegen zijn proefschrift. Als buitenpromovendus bij prof. dr. A.M. Koldeweij schreef hij “Den heyligen Sant al in Brabant” De Sint-Martinuskerk van Wezemaal en de cultus van Sint-Job 1000-2000. Wij feliciteren de nieuwe doctor van harte met zijn promotie.

Het doctoraat is een breed opgevatte studie van de opmerkelijk goed gedocumenteerde lokale bedevaartkerk van het Vlaams-Brabantse Wezemaal, die van de late middeleeuwen tot heden een bovenregionale uitstraling genoot. Het rijke bronnenmateriaal dat aan het licht kwam, liet Bart Minnen toe om na te gaan hoe de dorpskerk (sinds 1232 bediend door norbertijnen uit Averbode) kon uitgroeien tot een belangrijk bedevaartsoord van Sint-Job, en vooral, welke wisselende dynamiek deze devotie vertoonde, en welke nieuwe rol Sint-Job daarin telkens kreeg toebedeeld. Dat volatiel karakter werd duidelijk door diverse bronnen van zowel kerkelijke als wereldlijke origine te combineren, en vanuit een interseculair perspectief te kijken naar de interactie van uiteenlopende factoren en actoren, en dit op lokaal, regionaal en zelfs internationaal niveau. Op die manier was het mogelijk de conjunctuur van een devotie te reconstrueren, geplaatst in zowel de brede kerkhistorische als de lokale context, met een vaak gespannen driehoeksverhouding tussen de dorpsgemeenschap en de kerkelijke en wereldlijke gezagsdragers. De studie is onderdeel van een multidisciplinair onderzoek over de Sint-Martinuskerk. De dialoog met het kunsthistorisch en muziekhistorisch onderzoek maakte de relatie duidelijk tussen de conjunctuur van de Sint-Jobsdevotie, haar impact op het vermogen van de kerk, de evolutie van het kerkgebouw en zijn kunstbezit, en de muzikale omkadering van liturgie en processies. Dergelijke multifocale en interdisciplinaire benadering opent nieuwe perspectieven voor comparatief onderzoek naar vorm en kunstpatrimonium van plattelandskerken en de identiteitsvorming van dorpsgemeenschappen.

Zowel het proefschrift als de resultaten van de onderzoeken vanuit de andere disciplines werden gepubliceerd in twee banden in een cassette: Bart Minnen (ed.), Den Heyligen Sant al in Brabant. De Sint-Martinuskerk van Wezemaal en de cultus van Sint Job 1000-2000 2 dln (Averbode: Altiora, 2011) 356+348p. ill. 2dln 70,00€ ISBN 978-90-317-3342-2

Zeven vakspecialisten belichten de evolutie van deze merkwaardige cultus en zijn impact op het kerkgebouw, de kunstvoorwerpen, het muziekleven en de klokken. Bijbeldeskundige Pierre Van Hecke belicht kort de figuur van Job. Zelf zorgde Bart Minnen voor de ruggengraattekst: de geschiedenis van de Sint-Jobsdevotie en haar uitstraling, haar weerslag op het leven in de parochie, het patrimonium van de kerk, het kerkgebouw en zijn uitrusting, gevolgd door een stuk over het doorleven van Sint-Jobstoponiemen in en om Wezemaal. De kunsthistorici dra. Ingrid Geelen en haar promotor prof. Anna Bergmans bestuderen de laatmiddeleeuwse beelden, waaronder het houten Sint-Jobsbeeld dat in het centrum van de bedevaart stond. Kunsthistorica Marike de Kroon (Radboud Universiteit Nijmegen) bespreekt de teruggevonden laatmiddeleeuwse pelgrimsinsignes uit Wezemaal. Frans Doperé, specialist middeleeuwse architectuur, beschrijft de bouwgeschiedenis van de kerk en stelt in dit boek de steenhouwchronologie van de Diestiaan ijzerzandsteen op punt. Kunsthistoricus Dirk Van Eldere behandelt de verdwenen en nog bestaande kunstvoorwerpen. Hij kon verscheidene stukken preciezer dateren en hun makers achterhalen, en ontdekte het bestaan van een 17de-eeuws altaar uit Wezemaal in de kerk van Zichem. Musicoloog Steven Mariën bestudeert het rijke muziekleven waarmee de liturgie en feestelijkheden rond Sint Job luister werd bijgezet, onder meer via een negenkoppig priesterkoor en zes koralen in de 16de eeuw. Ten slotte belicht beiaardier Luc Rombouts bestaande en verdwenen klokken en de beiaard die de kerk kortstondig in de 16de eeuw rijk was. Alle referenties van de afzonderlijke bijdragen zijn opgenomen in de Signum-bibliografie.