Toegankelijke uitgave en eerste Nederlandse vertaling van de Annales Gandenses

Janick Appelmans - José Vanbossele m.m.v. Niklaas Maddens, De Annales Gandenses. Een eigentijdse kroniek van de Vlaamse vrijheidstrijd. 1297-1310 (Kortrijk: De Leiegouw, 2008) 176 p. ill. krt index ISBN 978-90-77723-64-7, €20,00

Ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van het Zuidwest-Vlaams regionaal tijdschrift De Leiegouw verscheen als extranummer de tekstuitgave met Nederlandse vertaling van de Annales Gandenses.

De kroniek bevat het eigentijdse relaas van een anoniem auteur, vermoedelijk een Gentse minderbroeder, over de evenementen in zijn thuisstad en het graafschap Vlaanderen in de aanloop naar en na de slag bij Kortrijk.

Het mag verbazen dat de tekst van de Annales Gandenses niet meer aandacht kreeg in de publicaties die naar aanleiding van de zevenhonderdste verjaardag van de veldslag verschenen. De uitvoerige kapittels die de Brabantse priester-dichter Lodewijk van Velthem aan de Guldensporenslag wijdde, werden wel opnieuw uitgegeven door toedoen van Ludo Jongen en Mirjam Piters (Leuven: Davidsfonds, 2002). José Vanbossele dicht met medewerking van Niklaas Maddens de lacune, want op uitzondering van de editie en Engelse vertaling van Hilda Johnstone midden vorige eeuw (met herdruk in 1985) dateerden alle uitgaven immers uit de negentiende eeuw (Narrative Sources, A071). Geheel in de vernieuwde lay out van De Leiegouw werden de Latijnse tekst en de allereerste Nederlandse vertaling in twee kolommen per pagina gepresenteerd. De lezer krijgt er het handige formaat van het regionale tijdschrift bovenop.

Naast De Leiegouw richten de Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge, vaak nog gekend als De Emulatie, zich op de plaatselijke en bovenlokale geschiedenis in West-Vlaanderen. Samen met Het Land van Aalst zijn beide periodieken brede geschiedkundige tijdschriften die tijdig verschijnen en de nodige aandacht aan het kerngebied van het middeleeuwse graafschap Vlaanderen besteden. Zowel in verleden als heden brengen deze drie tijdschriften met grote regelmaat belangrijke bijdragen over de religieuze geschiedenis in de middeleeuwen. Voor het overzicht ervan verwijzen we u graag naar de bibliografie op de Signumwebsite.

De uitgever voorzag de teksteditie en vertaling van een beknopte inleiding. Over het auteursprofiel van de Annales Gandenses sluit Vanbossele zich aan bij de consensus onder historici: de auteur was een franciscaan, vermoedelijk van Vlaamse afkomst, die zeker voor augustus 1304 in het Gentse minderbroederklooster zijn standplaats had. Wellicht vertoefde hij al te Gent in maart 1298 en maart 1302. Hij vatte de redactie van de kroniek aan na 25 maart 1308 en voltooide het werkstuk tussen 17 november 1310 en 13 oktober 1311. Om zijn relaas te stofferen had hij gegevens van getuigen verzameld en gebeurtenissen onderzocht. Vanaf de rechtstreekse deelname van Gent aan het conflict, in de nadagen van de Guldensporenslag, brengt de franciscaan een explicieter verhaal. De kroniek kenmerkt zich door zeer precieze familiebanden, accurate data en een gedetailleerde weergave van de feiten.

Het auteurschap van de Gentse minderbroeder en de aandacht die hij besteedt aan de rol van de minderbroeders en de predikheren tijdens de vredesbesprekingen (p. 42) uitgezonderd, zijn er in de politiek en militair getinte Annales Gandenses niet veel aanknopingspunten met religieuze instellingen. We verwijzen naar de verwoestingen van de bezittingen van de Sint-Baafsabdij te Sint-Lievens-Houtem (p. 55), de Franse bestorming van de abdij van Watten (p. 86) en de opstand van de lekenbroeders van Ter Doest onder leiding van Willem van Saeftinge (p. 159-160). De Brugse machthebbers, afkomstig uit het gemeen, tolereerden deze opstandigheid.

Wat de inleiding betreft willen we een kleine suggestie aanreiken. De datering tussen 1325 en 1350 (p. 5) van de historiografische component van het oeuvre van Lodewijk van Velthem, de voortzetting van de Spieghel historiael lijkt ons erg ruim en eerder laat. De meeste historici volgen de datering die de Brabantse priester zelf in zijn vierde en vijfde partie aangeeft: 1315 en 1316 (Narrative Sources, L028). In de vertaling struikelden we enkele keren over een woord. Om de Nederlandse tekst eenvoudig te houden zouden we voor de vertaling van civitas Morinensis opteren voor Terwaan (Thérouane) boven het correcte, maar ietwat archaïsche Terenburg (p. 103). Om dezelfde reden is ook minderbroeder te verkiezen boven minoriet (p. 5 en passim). Tenslotte is het beter verwijzende voornaamwoorden, zoals ’de quibus’ (p. 41 en 100) persoonlijker te vertalen als respectievelijk ’onder wie’ en ’van wie’, wanneer ze aan mensen refereren.

Het siert De Leiegouw om voor het halfeeuwfeest te kiezen voor de editie en vertaling van een middeleeuwse kroniek. Het handige boek van José Vanbossele ontsluit een verhalende bron die het graafschap Vlaanderen op één van de keerpunten van de geschiedenis toont.