Uitvoerige geschiedenis van de Onze-Lieve-Vrouw-Basiliek van Tongeren

Gabri van Tussenbroek - Anton Ervynck, Kris Vandevorst, Evelien Oomen, De Onze-Lieve-Vrouw-Basiliek van Tongeren. Een Ontzettend Lang Verleden (Leuven 2014), ISBN 978-90-5908-531-2, 140 pagina’s, doorlopend illustraties in kleur.

Het hier besproken De Onze-Lieve-Vrouw-Basiliek van Tongeren is bedoeld voor een breed publiek. Pas in het laatste, achttiende hoofdstuk, wordt uit de doeken gedaan hoeveel wetenschappelijk onderzoek er aan ten grondslag ligt, al laten de vele afbeeldingen van opgegraven fundamenten, 3D-reconstructies en archeologische en bouwhistorische details dit al wel eerder vermoeden. Het boek is opgebouwd uit achttien korte hoofdstukken, waarbij de geschiedenis van de Onze-Lieve-Vrouwbasiliek van achter naar voren wordt verteld en dus als het ware wordt afgepeld.

Vanaf de jaren negentig werd in het kader van een omvangrijk restauratieproject zeer uitvoerig onderzoek gedaan naar de geschiedenis van het gebouw en de plaats waar de kerk staat. Een geïntegreerde benadering van vakdisciplines zorgde voor een goede afstemming binnen het onderzoek, maar – zoals dat vaker gebeurt – de uitwerking ervan bleek een sluitpost. Een driejarig project, gefinancierd door de Vlaamse overheid en begonnen in 2011, moest zorgen voor de uitwerking van het archief van de opgravingen en zal nog resulteren in de uiteindelijke wetenschappelijke verslaglegging van het onderzoek.

Na twee inleidende hoofdstukken gaat het derde hoofdstuk in op de recente restauratie van de kerk en de omstandigheden waaronder het onderzoek werd uitgevoerd. Vervolgens wordt ingegaan op de verschillende onderzoeksmethoden die werden toegepast. Inmiddels is het de lezer dan al duidelijk dat het achttiende-eeuwse orgel in de loop der tijd aanzienlijk is verminkt en dat bij restauraties in de negentiende eeuw het noord- en het zuidportaal sterk zijn aangetast. Nog ingrijpender is het feit dat bij diezelfde negentiende-eeuwse restauratie het interieur van de kerk vrijwel geheel is kaalgeslagen en dat er in 1677 een door troepen van Lodewijk XIV aangestoken stadsbrand is geweest, waarbij alle kappen van de kerk in vlammen zijn opgegaan. Over de middeleeuwse bouwgeschiedenis van de kerk bestaan dan nog de nodige onduidelijkheden. De huidige westtoren zou ten oosten daarvan een voorganger hebben gehad, die pas in de zestiende eeuw is afgebroken.

Vanaf het vijfde hoofdstuk wordt meer en meer duidelijk over de vroegere toestand van het gebouw. Dankzij de archeologische vondst van ongeveer tweeduizend bouwfragmenten voorzien van polychromie, kon iets over de middeleeuwse uitmonstering van het kerkinterieur worden achterhaald. Het archeologische onderzoek legde verder de fundamenten van de huidige, vermoedelijk rond 1240 begonnen kerk, bloot, maar ook de fundamenten van de vroegere toren uit circa 1200 en de voorganger van de kerk uit het midden van de tiende eeuw kwamen tevoorschijn. Aansprekende 3D-tekeningen geprojecteerd op de huidige plattegrond van de kerk maken deze gereconstrueerde bouwgeschiedenis bijzonder inzichtelijk. Historische gebeurtenissen als de inname van Tongeren door de graaf van Loon in 1180 en de belegering door de hertog van Brabant in 1213 plaatsen deze bouwgeschiedenis in historisch perspectief. In ieder geval sinds 967 was er een kapittel aan de kerk verbonden.

Tegelijk met het Ottoonse muurwerk werden ook funderingsresten ontdekt, die niet tot dezelfde context behoorden. Verstoringen in dit muurwerk maakten duidelijk dat de resten ouder moeten zijn, wat door radiokoolstofdatering werd bevestigd, met een uitkomst in de negende eeuw (870-900). Deze datering kan wellicht aan een mogelijke inval en verwoesting van Tongeren door de Noormannen in 881 worden gekoppeld.

Verder terug in de tijd vinden we een kerkgebouw uit het midden van de zesde eeuw, dat in de eeuwen daarna herhaaldelijk werd verbouwd. Schaarse fragmenten van vlakglas en pleisterwerk zijn bijzondere vondsten uit deze periode. Hieronder eindigt de christelijke fase. Een zwarte laag bestaande uit afval dat is samengesteld uit botten en aardewerkfragmenten duidt op een gebruik van het terrein voor landbouw in de vijfde eeuw. Deze breuk met het verleden is dus archeologisch duidelijk vast te stellen, maar in de Romeinse stad die Tongeren van oorsprong is, lag het wel voor de hand dat er onder de aangetroffen laag nog oudere resten van menselijke activiteit te vinden zou zijn. Bovendien werd de zwarte laag niet aangetroffen op de plaats van de Merovingische kerk, wat duidt op een continue bebouwing op deze plaats. Sterker nog, buiten de kerk was een iets grotere rechthoek in de laag uitgespaard, waar bovendien dieper gelegen funderingsresten werden aangetroffen. Dit leidde tot de aanname dat op deze plaats een Romeinse basilica heeft gestaan, een driebeukig gebouw voor handel, rechtspraak of andere doeleinden, zoals na 313 een christelijk kerkgebouw. Behalve enkele muurfragmenten en funderingen werden een deel van een vloer, vijf zuilenbases en een absis aangetroffen. Dit gebouw kon gedateerd worden rond het jaar 330, op basis van radiokoolstofdatering en de vondst van een munt met de beeltenis van keizer Flavius Julius Crispus, die in 322-323 in omloop kwam. De continuïteit van de bebouwing op deze plaats voert de auteurs tot de voorzichtige hypothese, dat het gebouw in de vierde eeuw al een christelijke kerk kan zijn geweest. Zij wijzen daarbij op Servatio Tungrorum episcopus, de heilige Servatius die in de vierde eeuw bisschop van Tongeren is geweest. En waarom zou de vierde-eeuwse basilica dan niet de bisschopskerk kunnen zijn geweest?

Heel wat harder zijn de gegevens omtrent het interieur van de Romeinse huizen die onder de Onze Lieve Vrouw werden aangetroffen. Deze huizen hadden stenen sokkels en vakwerk daarboven en bestonden uit werk- en verblijfruimtes, badvertrekken en open binnenplaatsen. Een bijzonderheid is de prachtige decoratieve kleurafwerking die op vele stukken pleisterwerk tijdens de opgraving werd gevonden. Vele stukken konden aan elkaar worden gepast en zodoende werden voor verschillende ruimtes reconstructies van de kleurrijke en kwalitatief hoogstaande wanddecoratie gemaakt.

Na een hoofdstuk over het voedsel in de Romeinse tijd, worden ten slotte de oudst aangetroffen resten kort behandeld: sporen van verwoesting en van houten gebouwen, uit de tijd dat Tongeren nog een jonge nederzetting was. Met het oog op de veiligheid van de opgravers verhinderde de diepte van de opgravingsput het om nog dieper te graven. Hierna houdt het spoor dus op, maar tweeduizend jaar geschiedenis van één plek is een rijke oogst.

De Onze-Lieve-Vrouw-Basiliek van Tongeren biedt in compacte vorm een rijke waaier van historische vondsten, die in en vooral onder de kerk zijn gedaan. Het fysisch antropologisch onderzoek naar 348 middeleeuwse skeletten zal in de wetenschappelijke publicatie nader worden uitgewerkt en ook over de andere aspecten van het onderzoek zal nog veel uitgebreider worden gepubliceerd. Dit neemt niet weg dat het brede publiek alvast kennis kan nemen van de belangrijkste resultaten die uit dit indrukwekkende en omvangrijke project zijn gedestilleerd. De auteurs zijn er in geslaagd hun enthousiasmerend onderzoeksplezier ook voor de niet-archeoloog, bouwhistoricus of anderen over het voetlicht te brengen. Enigszins merkwaardig is nu wel dat wat zich onder de kerk bevindt zo’n beetje uitputtend is onderzocht, maar dat het onderzoek naar het middeleeuwse kerkgebouw en zijn toren zelf er bepaald karig van afkomen. Hopelijk wordt ook die lacune in de wetenschappelijke uitwerking ingevuld.